Gerardimontium vulgo GheertsbergheGerardimontium
Geraardsbergse vereniging voor lokale geschiedenis

Aankondiging Gerardimontium 289

 

In ons eerstkomend nummer Gerardimontium nr. 289 (januari-februari 2020) komen volgende onderwerpen aan bod:

De Dikken van de Dender. Het verhaal van de trekpaardenfokkerij in Geraardsbergen en omgeving. Deel 4 en slot: De trekpaardenfokkers in Geraardsbergen en omgeving (Freddy De Chou)

De ‘dikken van de Dender’ spelen een belangrijke rol in het ontstaan van het uniform Belgisch trekpaard. We volgen hier de ontwikkeling op de voet.

De Nieuwstraat Van drukke winkelstraat tot rustig woonerf Deel 1 (Olav Geerts)

In 1973 opende ik het legendarisch ‘KAFFEE DE DREI DURKISCH’ in de Gasthuisstraat nr. 3. Na zes jaar vonden mijn vrouw Ingrid en ik dat het tijd werd om ons leven een andere wending te geven. We gingen op zoek naar een winkelpand dat groot genoeg was, liefst met een kleine stadstuin.
Tijdens een wandeling in de Nieuwstraat zagen we dat de woning nr. 13 te koop stond. Het pand was bewoond door het echtpaar ‘DE LIL- DE ROY’, dat er een schoenenwinkel en -makerij uitbaatte. Het gezin bleef kinderloos en na het overlijden van beiden, stelden de erfgenamen het huis te koop. Bij een bezoek aan de woning trokken de kleurrijke glasramen in deuren en ramen en de kleine stadstuin ons over de streep. We kochten het pand in 1978. Een jaar later openden we onze knutsel- en handwerkwinkel ‘DE MOASPOT’.
We zochten van in het begin contact met de buren en nodigden ze allemaal uit op de opening van onze winkel. Toen hoorden we dat er niemand in de straat het huis wilde kopen omdat ze niet naast de fotograaf De Lil wilden wonen. Met genoeg water in de wijn te doen hebben we het ondanks alles goed overleefd. Ik was zo vlug ingeburgerd in het handelscentrum dat ik van bij de start van de winkel deel uitmaakte van het bestuur en een paar jaar later werd ik voorzitter.
We trouwden op vrijdag 13 juli van datzelfde jaar. Voor onze huwelijksaankondiging gebruikten we de postkaart met de foto van Théophile L’Haire, getrokken van beneden de Nieuwstraat naar boven. Leon De Vos van de fotoclub “De Krakeling” maakte een fotocollage met schaar en lijm, fotoshop was nog niet uitgevonden. Zo staan we drie keer tussen de bewoners van de bewoners van de Nieuwstraat uit 1900. We zijn dan ook getrouwd in de stijl van de straat. Ik als “Nachtvlinder” met “chapeau buse en piteleir” en Ingrid in een lang kleed. De buren leenden mij hun ceremoniekleren en ik kreeg een chapeau buse als huwelijksgeschenk. Zo waren we voor goed ingeburgerd…

‘Portretten in photographie of lichtteekeningen’. Leopold Broekaert, de eerste portretfotograaf van Geraardsbergen (Jacques De Ro)

We staan er niet meer bij stil… even de smartphone richten naar bijvoorbeeld de persoon, het voorwerp of het landschap en met één ‘fingertouch’ staat meteen het gekozen beeld op je scherm. Foto gelukt! Of toch niet, dan maar meteen ‘deleten’. Ooit was het anders. De ontstaansgeschiedenis van de fotografie is op zich een boeiend verhaal van menselijk vernuft, een onvoorstelbaar avontuur dat uiteindelijk heeft geleid tot de alles overheersende beeldcultuur die we vandaag kennen. Ook in Geraardsbergen is men al vroeg in dat avontuur gestapt, dankzij een inwijkeling: Leopold Broekaert.

Speuren naar Geraardsbergse turfwinningen (Eric Cosyns)

Eeuwenlang was hout de belangrijkste brandstof en werd het voor talrijke andere toepassingen gebruikt. De druk op de houtvoorraad van de bossen en houtkanten was dan ook bijzonder hoog. Bovendien was er onder demografische druk een voortdurende landhonger. Naast verbeterde landbouwtechnieken konden alternatieve energiebronnen de drang om bos te rooien en het hout te oogsten temperen. De koudeperiode rond 1700 gaf waarschijnlijk extra impulsen aan de zoektocht naar andere energiebronnen. Feit is dat de sporen van lokale turfwinning vooral in de 18de eeuw zijn te situeren.

Dit dorp, ik weet nog hoe het was… ‘Grimminge. – De Dorpstraat’ (Jacques De Ro, Philippe Haegeman, Jan Coppens)

In deze rubriek worden de fusiegemeenten van Geraardsbergen belicht. Hoe zag het dorp er pakweg honderd jaar geleden uit en hoe vandaag? Aan de hand van een oude postkaart, vergeleken met een actuele foto, bekijken we welke metamorfose onze dorpen hebben ondergaan.

 

En wat we de volgende maanden van 2020 mogen verwachten…

Het verhaal van mijn dienstplicht als KRO bij de Infanterie tijdens de Koude Oorlog (1962-1963). Deel1: De Infanterieschool in Aarlen : een harde maar boeiende leerschool (Rik Van Damme)

Wanneer we vandaag, nu dertig jaar na de val van de Berlijnse Muur over dienstplicht of de Koude Oorlog spreken, gaan de ogen van veel jongeren even knipperen, want ze kunnen zich nog nauwelijks voorstellen wat het betekende om na je studies “onder de wapens” geroepen te worden. Eens de leeftijd van 17 jaar bereikt werd iedere jongen ingeschreven op de militielijst. De wijkagent kwam dan op bezoek om deze “blijde boodschap “ te brengen . Wanneer je nog studeerde kon je nog uitstel vragen , wat ik dan ook gedaan heb. Na de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van de USSR, werden de Belgische troepen uit Duitsland teruggetrokken en werd de dienstplicht afgeschaft (1993). Er kwam ook een einde aan de Koude Oorlog die als een zwarte wolk over de naoorlogse periode had gehangen. We waren immers nog maar pas bekomen van de oorlogsellende of daar dreigde al een nieuw gewapend treffen tussen de VSA en de USSR…

Een grote zalfpot in majolica uit Geraardsbergen (Luk Beeckmans)

Regelmatig worden bij het huisafval in laatmiddeleeuwse contexten zalfpotjes aangetroffen. Ze zijn meestal vervaardigd in aardewerk, steengoed of majolica. In dit artikel bespreken wij een zalfpot, ontdekt bij opgravingen in de Geraardsbergse binnenstad door Etienne Borremans (Geraardsbergen, 1924-2008).

Van Henri Weichselbaum naar Harry De Vos en terug (Louis en Anne-Marie De Cock-Vanden Herrewegen)

Van 1942 tot 1946 leefde een Joods jongetje ondergedoken op de Dries in Schendelbeke. Wie was hij? Hoe was hij in Schendelbeke terechtgekomen? Hoe beleefde hij de oorlogsjaren? Hoe keken de Schendelbekenaren tegen deze vreemde “gast” aan? Wat is er later van hem geworden?